Als gij vandaag zijn stem hoort, maakt dan uw hart niet ongevoelig [uit psalm 95 (94), 8; Proloog van de Regel]. Sint Benedictus spoort ons aan om wakker te worden. Om naar Gods unieke oproep aan mij persoonlijk te luisteren én er iets mee te doen.

U bent [allen tesamen] het lichaam van Christus, en ieder van u is van dit lichaam een onderdeel [1 Kor 12:27]. Hoe, wat en waar het antwoord op Gods vraag aan ons vorm krijgt is eindeloos divers.

Soms voelt iemand in zijn hart een groeiend verlangen om zijn hele leven aan God te geven. Om als monnik God te zoeken en te vinden. Mijn hele leven geven. Loslaten wat ik heb en doe op dit moment in de wereld, maar ook: voor altijd, tot aan mijn sterfdag op deze aarde. Beschikbaar worden en blijven voor God, door te gaan leven op een manier die zo anders is dan hoe we zijn opgegroeid in deze maatschappij.

Een tijd van onderzoeken en proberen is onvermijdelijk om erachter te komen of God iemand echt voor het monastieke pad bedoeld heeft. Want alleen dan zal naarmate men [..] voortgang maakt in het monniksleven en in het geloof, verruimt zich het hart en snelt men met een onuitsprekelijk blije liefde voort langs de weg van Gods geboden [uit de Proloog van de Regel].

Het vraagt om geduld, eerlijkheid en volharding om dit proces van uitzuiveren van dit verlangen te doorleven. Een proces wat als zodanig overigens nooit ophoudt in iemands leven, ook niet als plechtig geprofeste monnik.

Om te beginnen kan een verblijf als gast helpen om kennis te maken met het leven en ritme in de abdij. En kan er een gesprek aangevraagd worden met de novicemeester voor een eerste wederzijdse oriëntatie.